De geschiedenis

In de jaren vijftig haalde de familie Wipfel uit Weinheim in Duitsland een zwarte hond uit het asiel. Deze reu van het poolhondachtig type was daar waarschijnlijk terechtgekomen nadat Canadese militairen hem hadden meegenomen naar Duitsland. Deze reu was zeer intelligent, maar wel met een uitgesproken wild hondengedrag. De familie Wipfel kon destijds nog niet vermoeden, dat deze hond aan de wieg van een nieuw hondenras zou staan…

Uit heimwee

De zwarte hond paste zich verbazingwekkend snel aan en al na drie dagen verdedigde hij de woning heftig tegen alle vreemde personen. Op elk ander gebied was hij een buitengewone hond, zelfverzekerd en zonder angst, maar tegenover voor hem bekende mensen was hij de vriendelijkheid zelve. Na de dood van deze hond kocht de familie Wipfel een Wolfspits (in Nederland bekend als Duitse Grote Grijze Keeshond) teefje ‘Bella v.d. Waldmuhle’. Zij was makkelijker op te voeden, toegankelijker en minder ruw van karakter. Er werd mee gefokt, maar men bleef heimwee houden naar de Canadees.

De eerste kruisingen

Naar aanleiding van enthousiaste publicaties van professor Konrad Lorenz over de zeer interessante honden uit de kruising Chow Chow x Duitse Herdershond besloot Julius Wipfel de Wolfspitsen te kruisen met de Chow Chows. Hij hoopte zo de goede eigenschappen van deze honden te kunnen verenigen in een nieuw ras. Met behulp van een groep fokkers was het mogelijk om dit idee daadwerkelijk uit te voeren. ‘Bella’ en haar drie dochters ‘Anka v.d. Bergstrasse’, ‘Annet v.d. Bergstrasse’ en ‘Asta v.d. Bergstrasse’ werden gedekt. Er werden daarvoor drie Chow Chows gebruikt, namelijk: ‘Arocco V. Felsensteig’ (rood), ‘Ko-San-Lo-Pollo-Pong’ (rood) en ‘Igor v. Kwy-Chu-Florian’ (zwart).

De Wolf-Chow

Het doel was een evenwichtige, rustige, intelligente, gezonde, middelgrote, natuurlijke hond te fokken met fraaie kleuren, die zich gemakkelijk aanpast en zich duidelijk onderscheidt van de uitgangsrassen. In 1960 werden de eerste pups geboren. Deze waren in drie typen te verdelen:

  1. Mengtype van de uitgangsrassen.
  2. Wilde vorm, zowel uiterlijk als karakter.
  3. Krachtig poolhondachtig type met een evenwichtig karakter.
Wolfspits, ChowChow en WolfChow

Het derde type onderscheidde zich duidelijk, zowel in uiterlijk als karakter van de uitgangsrassen. De meeste waren wildkleurig, daarnaast zuiver rood, zwart en grijs. Al in deze eerste worpen kreeg men waarnaar gestreefd werd en er werd alleen met het derde type verder gefokt. Dit nieuwe ras kreeg aanvankelijk de naam ‘Wolf-Chow’. In 1960 werd de eerste vereniging opgericht onder de naam ‘Deutscher Zuchtklub für Wolf-Chow-Hunde’ (Duitse Fokvereniging voor Wolf-Chow honden).

Eurasier

Zo’n tien jaar later, na streng geselecteerd fokken en onvermoeibaar werken van Julius Wipfel en de groep fokkers, waaronder Mevr. Baldamus, beantwoordden de meeste dieren al behoorlijk aan het gestelde doel. Om deze relatief kleine fokbasis te verbreden werd nog een nieuwe bloedlijn opgezet.

Om de aard te verbeteren kruiste men in 1972 de Samojeed ‘Cito van Pol’ in. Hij bracht de vriendelijke aard en de elegante bouw mee. De verrassing was dat alle pups hiervan zwart waren. Professor Lorenz was intussen zeer geïnteresseerd geraakt en schafte er in 1972 een aan. In die tijd probeerde men ook de Wolf-Chow als ras erkend te krijgen. Een voorwaarde hiervoor was echter dat het ras een andere naam zou moeten dragen. Op 15 april 1973 werd het nieuwe ras erkend door de VDH en de FCI. Het ras zou de naam ‘Eurasier’ krijgen, naar de landen waar de oorspronkelijke honden vandaan kwamen, EURopa (Wolfspits) en AZIE (Chow-Chow en Samojeed). De vereniging werd omgedoopt in ‘Eurasier-Klub-Weinheim’ (EKW). Op 6 oktober 1974 werd de huidige standaard uitgegeven en onder nummer 291 geregistreerd bij de FCI.

In 1993, bijna twintig jaar later, is de Eurasier Vereniging Nederland opgericht.